Beelden van de
kinderlijke constitutie
Door Martin Niemeijer
Samenvatting
De ontwikkeling van kinderen voltrekt zich in een veld van polaire ontwikkelingsprocessen, waarin voortdurend naar een balans wordt gezocht. Er is een ontwikkeling naar een individueel, dynamisch evenwicht. De ontwikkeling is kwetsbaar en moet niet in eenzijdigheid raken aan een van de polen. In Genezend Opvoeden (1) schetst Rudolf Steiner een drievoudige polariteit van constitutiebeelden, die fundamentele dimensies in de ontwikkeling van het kind omvatten. Met behulp van deze beelden kan de constitutie van een kind worden beschreven, wat handvatten geeft voor individuele therapeutische ondersteuning en behandeling. Bij de onderlinge afstemming in de het werken met deze beelden is een instrument ontwikkeld dat zich in onderzoek en in de praktijk als behulpzaam heeft bewezen.
Trefwoorden
Constitutiebeelden
Polariteit
Balans
Drie ontwikkelingsprincipes
Beeldvormende diagnostiek
Instrumentontwikkeling
Inleiding
Je realiseren dat je kind een ontwikkelingsstoornis heeft, is voor ouders een diepgaande ervaring en leidt tot angst en onzekerheid aangaande de toekomst. Alle vanzelfsprekendheid van de ouders wat betreft de ontwikkeling van het kind verdwijnt aanvankelijk en er breekt een periode van rouw aan. In de loop van de tijd wordt een nieuw evenwicht en perspectief gezocht. Dit vraagt van ouders en de omgeving om bezinning en een nieuwe oriëntatie in het leven. In Genezend opvoeden benadrukt Steiner hoe Gezondheidsbevordering en Opvoeding nauw met elkaar zijn verbonden. In de twaalf voordrachten heeft Steiner inzichten en handvatten voor genezend opvoeden gegeven. Dit artikel laat zien waartoe deze bevindingen ons inspireerden.
Drie paar polaire constitutiebeelden
In de eerste voordrachten van Genezend opvoeden beschrijft Steiner fundamentele fenomenen van de ontwikkeling van kinderen. Benoemd wordt hoe bij het kind het Ik en de bewustzijnsorganisatie zich verbinden met de lichamelijke ontwikkeling, die is opgebouwd volgens de regels van de erfelijkheid. Hierbij wordt synthetisch het zenuw- en zintuigstelsel (ZZ.st.) van het kind ontwikkeld. Dit zo gevormde systeem ligt ten grondslag aan ons denken. Het ik en de bewustzijnsorganisatie zijn analytisch werkzaam in de ontwikkeling van organen van het Stofwisseling- en ledematenstelsel (StLed.). Deze analytische activiteit is de organische basis van ons willen. Tussen zenuwstelsel en stofwisselingssysteem, in de longen en het hart (Ritm.st.), ontwikkelt zich in ademhaling en bloedsomloop een ritmisch proces van verbinden en loslaten, de organische basis van ons voelen.
In de derde tot en met de vijfde voordracht (1) beschrijft Steiner aan de hand van beelden hoe de ontwikkeling van kinderen uit balans kan raken. De beelden tonen hoe en waarin eenzijdigheid in de ontwikkeling tot uiting kan komen. Steiner onthoudt zich van een classificerende benadering ten gunste van een levendige fenomenologische beschrijving van de beelden. De termen 'constitutiebeeld' en 'polariteit' komen in de cursus niet voor; ze zijn het resultaat van pogingen om de fundamentele beginselen van de beelden van eenzijdigheid in de kinderlijke ontwikkeling te begrijpen. Dat is de aanleiding dat we ervoor kiezen hier eigentijdse termen te gebruiken om de drie paar polaire constitutiebeelden te karakteriseren (2):
ZZ.st.
Verdichtend/Dwangachtig (VD) Vormen Oplossend/Vergeetachtig(OV)
Ritm.st.
Stuwend/Gesloten (SG) Verbinden Uitvloeiend/Open (UO)
StLed.st.
Vertragend/Zwaar (VZ) Bewegen Versnellend/Licht (VL)
Stuwend/Gesloten en Uitvloeiend/Open
In de derde en vierde voordracht bespreekt Steiner allereerst het beeld van een Stuwend/Gesloten eenzijdigheid tegenover die van Uitvloeiend/Open zijn. Hij beschrijft hoe bij het ontwaken het ik en het bewustzijn zich verbinden met het lichaam, vooral de organen, en hoe deze verbinding loslaat als de slaap invalt. In het wakende bewustzijn doordringen het ik en bewustzijn het lichaam en zijn organen en gaan vervolgens een verbinding aan met de krachten en elementen in de buitenwereld.
De Stuwend/Gesloten eenzijdigheid wordt gekenmerkt door een sterke weerstand in een of meer lichaamsorganen, zodat het ik en het bewustzijn worden tegengehouden en niet in de buitenwereld kunnen doordringen. Dit leidt tot stuwingen in de betreffende organen. Wanneer de stuwing oploopt zullen het ik en het bewustzijn proberen de stuwing te doorbreken. De gevolgen van een poging tot doorbraak zijn verwant aan wat zich kan voordoen bij een epileptische aanval.
De Stuwend/Gesloten eenzijdigheid kan zich ook uiten in problemen in het verbinden met de buitenwereld en met het verwerven van morele competentie. Klinische voorbeelden van andere fenomenen zijn ‘breath-holding spells’ bij kleine kinderen, astmatische symptomen, koliekachtige krampen, en problemen een verbinding aan te gaan in contacten met andere mensen en met de omgeving.
In de Uitvloeiend/Open eenzijdigheid bieden de fysiek-fysiologische organisaties van de organen onvoldoende houvast om de activiteiten van het ik en de bewustzijnsorganisatie vast te houden; de organen zijn onvoldoende begrensd, wat leidt tot een uitvloeien naar de buitenwereld. Dit kan zich uiten in symptomen zoals een karakteristieke lichaamsgeur, transpiratie en ook bedplassen. Het kan ook leiden tot allergische reacties (hooikoorts) of tot eczeem. Bovendien kan het gebrek aan grenzen zich uiten als een verhoogde sensitiviteit en overgevoeligheid, en als een overgeleverd zijn aan angsten en depressieve stemmingen.
Het basisgebaar in deze polariteit is Verbinden en Loslaten.
Dit ritmische gebaar treedt afwisselend op in alle levensprocessen, niet alleen in onze ademhaling en bloedsomloop. We verbinden ons ook via onze zintuigen met de wereld om ons heen in een ‘verfijnd ademhalen’. Onze omgang met voedsel kan in deze zin worden beschouwd als een ‘vergroofd ademhalingsproces’. In het moment van inademen naar uitademen, van hartsystole naar diastole, is er een omslag, een moment van stilte; dit is waar bewustzijn mogelijk is. Ons zelfbewustzijn op dit kruispunt, met de mogelijkheid om beslissingen te nemen, bepaalt mede onze eigenheid, waar we verbinding mee aangaan en wat we loslaten in het contact met anderen, via onze zintuigen en via ons voedsel.
Verbinden en loslaten zijn inherent aan het leven en een voorwaarde voor de ontwikkeling van eigenheid en van relaties. Het bewust ermee omgaan versterkt zowel onze individualiteit als een gevoel van heelheid in ons organisme. Voor kinderen met hechtingsproblemen is het verwerven van eigenheid en het leven en omgaan met het verbinden en loslaten van mensen en dingen een kenmerkend probleem.
Verdichtend/Dwangachtig en Oplossend/Vergeetachtig
Steiner beschrijft hoe de onderlinge relatie tussen de organisatie van het ik en de bewustzijnsorganisatie en de fysiologische en fysieke processen in het organisme in het hoofd anders is dan in de ledematen (1, schoolbordtekening H.5). In de vijfde voordracht beschrijft Steiner een naar binnen gerichte, centripetale ordening in het hoofdsysteem – met de organisatie van het ik in het centrum en in de periferie de fysiek-fysiologische organisatie. In het hoofd is de organische basis van het zich kunnen vormen van ideeën en gedachten. In het stofwisselings- en ledematensysteem heerst een naar buiten gerichte, centrifugale ordening waarin de fysiek-fysiologische processen centraal staan en de organisatie van het ik en het bewustzijn zich in de periferie bevindt. Deze ordening in de ledematen is de organische basis van ons willen en handelen.
Steiner beschrijft de polaire vereenzijdigdheden in deze beelden door te wijzen hoe deze wordt weerspiegeld in de verhouding tussen zwavel en ijzer in het lichaam, waarbij ijzer een centripetale en zwavel een centrifugale dynamiek uitdrukt. Een verstoord zwavelproces met te veel aan zwavel in het organisme leidt tot onvoldoende mentale vermogens om te onthouden en te herinneren. Een tekort aan zwavel en ermee samenhangend een teveel aan ijzer in het organisme heeft als gevolg dat zintuiglijke en andere indrukken geen passende weerklank krijgen in het stofwisselingsysteem, in het hoofd blijven dan wel ‘terugstralen’ naar het hoofd en zo in bewustzijn aanwezig blijven: ze kunnen niet worden vergeten.
Het beeld van een Verdicht/Dwangachtige eenzijdigheid komt in een centrifugale dynamiek tot uiting als dwang, als dwangmatige gedachten en handelingen. Dit leidt tot rigide denken en een fixatie op onderwerpen die vervolgens niet losgelaten en vergeten kunnen worden. In het organisme zijn sterke vormende krachten werkzaam die een eenzijdigheid in het denken en voelen met zich meebrengen. Het is een gevangen zitten in de eigen gedachten, met fixaties die een obsessief karakter krijgen en leiden tot dwangmatigheid en driftbuien. Deze vereenzijdiging kan op de voorgrond staan bij autistisme. De verdichting kan zich ook uiten in houding en houterige motoriek. Een langdurige disbalans ten nadele van oplossende zwavelprocessen zal resulteren in overmatige afbraak in de stofwisseling, met steenvorming in organen als de galblaas en de nieren als mogelijke gevolgen. Craniosynostose is een voorbeeld van een vroegtijdige en overmatige embryonale ontwikkeling van verdichting in de botgroei van de schedel.
In de Oplossend/Vergeetachtige eenzijdigheid hebben zintuiglijke indrukken en gedachten de neiging op te lossen, ze verdwijnen uit het bewustzijn. Dit manifesteert zich als uiting van een centrifugale dynamiek, een neiging tot oplossing, als een gebrek aan vorm in organische processen. Het kan leiden tot vergeetachtigheid en het kwijtraken van dingen. Het bewustzijn is diffuus en troebel, wat tot waanideeën, mogelijk tot desintegratie en tot gewelddadige uitbarstingen kan leiden. Een overmaat aan opbouwende processen als gevolg van overmatige zwavelactiviteit in de stofwisseling kan leiden tot chronische ontstekingen en slechte wondgenezing. Vóór de geboorte kan een gebrek aan vorming in het organisme leiden tot misvormingen zoals niet dichtgroeien van de fontanellen en spina bifida en tot hartgebreken.
Het basisgebaar van deze polariteit is Vormen en Oplossen.
Vertragend/Zwaar en Versnellend/Licht
Het derde paar polaire beelden betreft het willen en handelen. Steiner wijst hiervoor opnieuw naar de relatie tussen ik en bewustzijn en de fysiologisch-fysieke processen. Deze kunnen onvoldoende bij elkaar aansluiten, de fysieke organisatie kan bijvoorbeeld te vast en te zwaar zijn. Als gevolg hiervan kunnen de intenties en impulsen van het ik en het bewustzijn de fysieke en fysiologische organisaties onvoldoende activeren en worden bewegingen traag en zwaar.
Dezelfde vereenzijdiging treedt op als de activering vanuit het ik en het bewustzijn verzwakt zijn, zoals bij jongeren in de adolescentie kan optreden en bekend is van het syndroom van Hikikomori. Kenmerkend voor de Vertragend/Zware eenzijdigheid is dat bewegingen langzaam en als het ware loom worden uitgevoerd. De spierspanning is verlaagd, waardoor ondersteuning nodig kan zijn bij het staan en lopen. Er is minder op de omgeving gerichte activiteit en aandacht. Dit kan gepaard gaan met een sombere tot depressieve stemming. Al vroeg in het leven kan de zwaarte van het kind zichtbaar worden door een vertraagde motorische ontwikkeling, tekenen van een langzame stofwisseling, hypotonie in de bloedsomloop, gevoeligheid voor kou en een neiging tot overgewicht en constipatie. Bij kinderen die lijden aan aangeboren stofwisselingsstoornissen kunnen we waarnemen dat fysieke en fysiologische stofwisselingsprocessen zo vast worden dat de spieren en ledematen niet of onvoldoende worden geactiveerd en in beweging komen.
In de Versnellend/Lichte eenzijdigheid kan het ik de fysiologisch-fysieke processen in de stofwisseling- en ledematen onvoldoende coördineren en beheersen. Met als gevolg bewegingsonrust in het hele lichaam, tot aan de periferie. Dit kan zich tonen als hypermobiliteit met tekenen van hyperactiviteit, concentratieproblemen en emotionele instabiliteit en impulsiviteit. Er is een alerte aandacht, echter is deze slechts vluchtig en springt snel van het een naar het ander. Hypermobiliteit en motorische rusteloosheid kunnen optreden als symptomen bij verschillende ziekten, zoals de chorea van Huntington en het syndroom van Gilles de la Tourette. Een andere bekende ziekte met onvoldoende remming en controle van bewegingen en emoties is ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder), terwijl bij ADD, zonder H, de aandachts- en concentratieproblemen kunnen overheersen.
Het basisgebaar in deze polariteit is Bewegen en Rusten.
De zes constitutiebeelden kunnen worden gezien als archetypen van ‘onevenwichtigheid’ in de ontwikkeling van kinderen. Ze beschrijven ontwikkelingsproblemen waarbij een eigen midden tussen de tegenpolen niet wordt gevonden: "Als de ontwikkeling een bepaalde gezonde variabiliteit, die individueel is voor verschillende mensen, te buiten gaat, als het bepaalde grenzen overschrijdt, [...] dan resulteert het in abnormaliteit, ziekte." (1, blz. 63).
In het vervolg van de voordrachten worden meerdere kinderen persoonlijk voorgesteld. De zes constitutiebeelden zijn hierbij op de achtergrond aanwezig, worden echter niet expliciet vermeld.
Ontwikkelingen sinds 1924
De drie paren polaire constitutiebeelden zijn een bron van inspiratie bij het diagnosticeren en adviseren door en voor zorgverleners en bij de behandeling van kinderen met ontwikkelingsproblemen en stoornissen. In zijn artikel over de polaire benadering in Steiners Genezend opvoeden-cursus geeft Grimm (3) een overzicht hoe nieuwe inzichten aan deze beelden zijn toegevoegd en hoe ze als inspiratie kunnen dienen voor praktisch werk.
Beelden van de constitutie
Tegenwoordig worden de beschreven beelden ‘constitutiebeelden’ of ‘de drie polariteiten van de Genezend opvoeden’ genoemd (3). We leren hierdoor kennen en begrijpen hoe in de kinderlijke ontwikkeling het ik en de bewustzijnsorganisatie zich verbinden met de fysiek-fysiologische processen in het organisme en hoe ze onderling werkzaam worden ten behoeve van groei en ontwikkeling van de kinderen. De term 'constitutie' gebruiken we in actieve zin: 'constitueren' of 'creëren'. De organisaties van het ik en bewustzijn, samen met de fysiologisch-fysieke processen in het organisme, constitueren en creëren het individuele menselijke organisme.
De specifieke configuratie van ik en het bewustzijn in relatie tot de fysiologische en fysieke organische processen beschrijft Steiner afzonderlijk voor elk van de polaire beelden. De constitutiebeelden zijn archetypen van vereenzijdiging in de ontwikkeling. We gebruiken deze om een beeld van het kind, met zijn ontwikkelingsproblemen of -stoornis, te verkrijgen; niet om deze te classificeren.
Samen als geheel
Holzapfel (4) beschouwt de ‘drievoudige polariteit’ als een eenheid die de constitutionele dimensies van het organisme omvat. We hebben alle drie polariteiten nodig, omdat hun processen onmisbaar zijn in de menselijke ontwikkeling (Hoofdstuk 25). Elk van de drie polaire beelden heeft zijn eigen centrum in het menselijke organisme waarin het actief is, het effect doordringt ons hele organisme. We dragen allemaal in ons het ademhalen, wakker worden en in slaap vallen, denken, herinneren en vergeten, bewegen en rusten. Het leven speelt zich af in een veld van polariteiten, maar moet niet in een eenzijdigheid in een van de polen blijven steken. Steiner wijst hier herhaaldelijk op, alles in het leven presenteert zich in een veld van polariteiten, waartussen een evenwicht tot stand moet worden gebracht (5, p. 182, 231).
Drie ontwikkelingsprincipes
In elk van de drie paar polaire constitutiebeelden is een ontwikkelingsprincipe te herkennen. Deze principes hebben wij in ‘Van beperking naar ontwikkeling’ (6) beschreven als Verbinden, Vormen en Bewegen, zie ‘De drie paar polaire constitutiebeelden’. Deze principes zijn werkzaam in alle levende organismen; samen vormen ze een voorwaarde voor het leven. Het gebied waaruit zij in het menselijk organisme hun activiteit ontplooien is verschillend. Het ritmische systeem maakt verbinding mogelijk, het zenuw-zintuigstelsel heeft een vormende kwaliteit, en het stofwisselingssysteem en de ledematen maken beweging mogelijk. Een kind maakt met het ik en de bewustzijnsorganisatie gebruik van deze ontwikkelingsprincipes bij de ontwikkeling van het fysiek/fysiologische organisme en voor de ontwikkeling van het voelen en beleven, het waarnemen en het denken, en voor het willen en handelen.
Alle levende organismen zijn afhankelijk van hun omgeving, ze zijn ermee verbonden, wat onder meer tot uiting komt in de uitwisseling van stoffen. Deze uitwisseling voorziet organismen van voeding voor hun interne stofwisselingsprocessen. Bij dieren en bij mensen maakt dit ook de uiterlijke beweeglijkheid en motoriek mogelijk. In de stofwisseling worden weefsels en organen gevormd en gemodelleerd volgens modellen die voor de betreffende organen gelden (7). Rond de leeftijd van zeven jaar komt vitale fysiologische activiteit beschikbaar om het denken vorm te geven.
De drie ontwikkelingsprincipes worden bij mensen werkzaam tijdens de vroegste ontwikkeling en blijven dat gedurende het hele leven doen: dag en nacht, vanaf de geboorte tot aan de ouderdom. Wanneer het organisme sterft, eindigt hun activiteit.
Vierledigheid
Hoe kunnen we de activiteit van het ik en de ziel en de fysiologische en fysieke organische processen in de drie ontwikkelingsprincipes beschrijven? In het ritmische systeem waarin de ademhaling en sympathie/antipathie relaties met de omgeving de boventoon voeren, verandert de relatie tussen het ik en de bewustzijnsorganisatie met de organische processen in een afwisseling van verbinden en loslaten.
In het centrifugaal georganiseerde stofwisselings-ledematensysteem staat in het bewegen de dynamiek van het bewustzijn, aangestuurd door het ik, op de voorgrond. Het heeft de fysiek-fysiologische ledematen nodig om zich in de motoriek te manifesteren. In de interactie met het ik en de ik-organisatie ontstaan impuls, richting en intentie in de beweging.
Het centripetaal werkzame vormende principe in het zintuigstelsel is gericht op waar fysiologische processen grenzen aan fysieke vastheid. Afhankelijk van de gedachte, een herinnering en ook bij een orgaan zoals een nier of bot, genereert fysiologische activiteit de juiste vormende krachten; ze plasticeren de gedachte en herinneringen, en ook het orgaan, tot een passende dichtheid en vorm.
Het midden
Het leven speelt zich af in een veld van polaire eenzijdigheden. Steiner verwijst naar de balans als ‘het midden’. ‘In balans zijn’ is niet statisch, het beschrijft de vrijheid van het midden. Steiner heeft dit beeld van het midden voor ons toegankelijk gemaakt door middel van een kunstwerk: een houten sculptuur genaamd de Mensheidsrepresentant. In het midden staat een beeld van Christus, die de mensheid vertegenwoordigt. Die staat als uitdrukking van belichaamde liefde. Vereenzijdiging naar verharding, verstarring, overstructurering en angst wordt belichaamd door een figuur eronder, vereenzijdiging naar ontbinding en overenthousiasme wordt vertegenwoordigd door een beeld erboven. De Christusfiguur toont geen enkele vijandigheid tegenover beide vereenzijdigingen; hij vertegenwoordigt belichaamde liefde voor een middenweg.
Ieder mens zoekt en volgt een eigen koers op het levenspad en vindt zijn eigen middenweg. Eenzijdigheid in de ontwikkeling kan problematisch zijn, kan ook een aangeboren gave zijn of het resultaat van oefening en training. Dat zien we in de vingervaardigheid van de pianist of een goochelaar, de bewegingen van een danser, het fotografisch geheugen van een persoon – met mogelijk autisme.
Wanneer worden de grenzen van de natuurlijke variabiliteit zodanig overschreden dat deze bij een kind ongezond worden? Het concept van een dynamisch ‘evenwicht’ is behulpzaam bij het beoordelen van gezondheid en welzijn. Het staat toe dat het individuele kind een eigen middenweg volgt op een continuüm tussen eenzijdigheden. Ook impliceert dit concept van gezondheid de mogelijkheid van al dan niet tijdelijke onbalans als gevolg van ziekte en andere ingrijpende gebeurtenissen. Gezondheid is een dynamisch proces; het verwijst naar vermogens om het eigen midden te vinden, ziekte is uiting van een vastraken, vastlopen in een eenzijdigheid.
Diagnostiek
De drie polaire constitutiebeelden helpen bij het ordenen van de verschijnselen die we waarnemen in het onderzoek van het kind. Hoe zou zo’n ordening er in deze tijd kunnen uitzien? Voor het beoordelen van de constitutie verzamelen we waarnemingen aan het kind ten tijde van het onderzoek en we informeren ons over hoe het met het kind gaat in de laatste maanden. Deze waarnemingen kunnen we toedelen aan de respectievelijke ontwikkelingsprincipes, het Verbinden, Bewegen en Vormen.
De diagnostiek van de constitutie is gericht op het herkennen van de krachten van de vierledigheid, het ik, de bewustzijnsorganisatie en de fysiologische en fysieke organisatie. Methodologisch is deze diagnostische benadering gebaseerd op de fenomenologie zoals ontwikkeld door Goethe. Bortoft (10, p. 18) beschrijft deze benadering door een rivier te observeren. Stroomafwaarts zien we waar het water stroomt, met alles wat het meevoert, wat in de stroom geworden is.
Dienovereenkomstig observeren we bij de diagnostiek als het ware ‘de resultaten’, hoe het kind zich tot dan toe heeft ontwikkeld. Om deze ‘resultaten’ in hun oorsprong te leren kennen, moeten we ons omdraaien en stroomopwaarts kijken. Daar kunnen we de werkzaamheid van de vierledigheid herkennen als de actieve ‘creatieve’ krachten in alles wat als resultaten stroomafwaarts verschijnt.
Constitutieprofiel
Ieder kind heeft een unieke constitutie. De constitutie is niet statisch, maar verandert en ontwikkelt zich gedurende het leven, door ervaringen, inclusief ziekte en stoornissen, en door de activiteiten van het ik. De ontwikkeling van een kind kan verbeeld worden als een kapitein die samen met de bemanning op een schip vaart en op zijn tocht een koers zoekt. Het constitutieprofiel kan aansluitend worden weergegeven als de koers waarop wordt genavigeerd op de drie coördinaten, die zich bevinden ergens op de continua waarmee elk van de drie paar constitutiebeelden met elkaar zijn verbonden.
De 4-staps-benadering in de beeldvormende diagnostiek
In de beeldvormende diagnostiek willen we betekenis geven aan verschijnselen die we bij het kind hebben waargenomen. In de Bolk's Companion Group is hiervoor een methode ontwikkeld, die we de ‘4-staps-benadering’ hebben genoemd. Deze methode berust op de fenomenologie zoals die door Goethe is beschreven (11). In de eerste stap wordt met volle aandacht, als geïnteresseerde toeschouwer, zonder oordeel, het kind geobserveerd in zijn omgeving. In de tweede stap zoek je als betrokken deelnemer naar verbanden en patronen in de observaties.
In de derde stap leven we ons in en verbinden ons met het kind; we ‘draaien ons om’, richten ons stroomopwaarts op de dynamiek in de ontwikkeling van het kind; daarbij bieden we ruimte aan de beelden die naar voren kunnen komen. Beelden die in de derde stap naar voren komen, kunnen worden ervaren als een tableau of schilderij. Het zijn vaak beelden uit de natuur; soms bevatten ze afbeeldingen van dieren of mensen. Deze beelden kunnen worden onderzocht op de elementen die ze bevatten: aarde, water, lucht, licht en warmte. We kunnen ook kijken naar verbinding, vorm en beweging in de beelden. We proberen ons bewust te worden en onder woorden te brengen wat er uit de beelden spreekt. De beelden kunnen ook rechtstreeks verwijzen naar de vierledigheid, de relatie tussen de organisaties van ik en het bewustzijn en de fysiologische en fysieke processen, of naar de 'coördinaten' van de drie ontwikkelingsprincipes.
In de vierde stap verbinden we ons met de beelden die zijn ontstaan en staan we open voor wat ze ons te vertellen hebben, aan therapeutische en pedagogische richting die wij met het kind kunnen inslaan. Om de vierde stap te kunnen zetten, hebben we misschien een pauze nodig: tijd om naar de beelden te kijken en te luisteren en onze intuïtie uit te breiden voor de juiste therapie.
De beeldvorming en het beoordelen van de constitutie is een oefenterrein voor alle betrokkenen. Het helpt om ons bewust te zijn wat we doen en hoe we het doen. In het vervolg wordt over twee onderzoeken gerapporteerd die zijn gedaan naar het werken met constitutiebeelden. Eén van de resultaten van dit onderzoek is de ontwikkeling van een instrument om de constitutie van kinderen te beoordelen.
Eerste onderzoeksproject
In samenwerking met 22 ervaringsdeskundigen in de zorg voor mensen met ontwikkelingsproblemen en -stoornissen in Nederland hebben we onderzocht hoe we met constitutiebeelden werken (12). Het doel was om een zekere mate van intersubjectiviteit te bereiken bij de herkenning, beoordeling en diagnose van de constitutiebeelden. Als onderzoeksmethode gebruikten we de zogenaamde Concept Mapping (13).
In een eerste ronde werd de deelnemers gevraagd om van elk van de constitutiebeelden een eigen beeld te creëren en de eigen beelden te onderzoeken op karakteristieke verschijnselen. Dit leidde tot een inventarisatie van – karakteristieke – verschijnselen voor elk van de zes constitutiebeelden. In een tweede ronde rangschikte elke deskundige de inventarisatie van de verschijnselen op basis van relevantie voor de respectievelijke constitutiebeelden. Het resultaat was een overzicht op mate van relevantie, van verschijnselen voor elk van de constitutiebeelden.
Aan de deelnemers werd ook gevraagd welke termen zij willen gebruiken om de beelden te karakteriseren. Dit leidde tot de eerder bij ‘De drie paar polaire constitutiebeelden’ genoemde begrippen.
De resultaten van de twee vragenrondes, de geprioriteerde verschijnselen en de begrippen die werden benoemd om de beelden te karakteriseren, zijn gebruikt om het ‘Instrument voor het beoordelen van de Kinderlijke Constitutie’ te ontwikkelen. Er is een Nederlandse (IKC), Engelse (ICC) en Duitse (IKK) versie van dit instrument beschikbaar op www.bolkscompanions.com/ICC (14). Dit instrument kan op twee manieren worden gebruikt om de constitutie van kinderen te beoordelen. Met de eerste, analytische, methode wordt de mate van eenzijdigheid of onevenwichtigheid bepaald tussen tegengesteld geformuleerde verschijnselen op een zevenpunten-schaal. Het instrument bevat in totaal 36 paren verschijnselen, d.w.z. 12 paar verschijnselen voor elk van de drie polaire constitutiebeelden.
De tweede methode is synthetisch van aard en is gebaseerd op een Goetheanistisch-fenomenologische benadering van de constitutiebeelden. Daarbij wordt gevraagd je in te leven in het kind enerzijds en in de ontwikkelingsdynamiek tussen de polaire uitersten van de constitutiebeelden anderzijds. Door het beeld van het kind te vergelijken met de dynamiek van de drie paren constitutiebeelden kan worden beoordeeld waar het beeld van het kind gepositioneerd kan worden, als een coördinaat op het continuüm van de polaire constitutiebeelden.
Voor deze beoordeling bevat het instrument drie zogenaamde visueel analoge schalen (VAS), een voor elk van de polaire constitutiebeelden. Het invullen van dit instrument bij het onderzoeken van een kind leidt tot het constitutieprofiel, eenmaal analytisch en eenmaal synthetisch gevonden. Een voorbeeld van zo’n schaal met het constitutieprofiel van een kind is te vinden in de Companion Van beperking tot ontwikkeling (6, p. 77, 86). De opgave voor de arts en/of therapeut is om het met het instrument gevonden constitutieprofiel opnieuw te verbeelden en betekenis te laten krijgen voor de begeleiding en behandeling van het kind.
Tweede onderzoeksproject
Een tweede onderzoek heeft inzichten opgeleverd voor de toepassing van het instrument. We onderzochten de uitkomsten van 683 kinderen en adolescenten van 4 tot 23 jaar die met het instrument waren beoordeeld. Van deze mensen bevonden zich 269 in de ambulante zorg en 266 in de klinische zorg; 148 behoorden tot een controlegroep. De resultaten van dit onderzoek zijn elders gepubliceerd (15). Eén resultaat van dit onderzoek vermelden we hier. We onderzochten of er mogelijk sprake is van een ‘stoornis-specifieke’ constitutieprofiel.
Dit onderzoek gaf de volgende resultaten: bij 133 kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) bleek de Verdichtend/Dwangachtige eenzijdigheid overheersend. Bij 74 kinderen met een Aandachtstekortstoornis en hyperactiviteit was er een overheersing van eenzijdigheid op alle drie de gebieden van Verbinden, Bewegen en Vormen, als Open/Uitvloeiend, Versnellend/Licht en Oplossend/ Vergeetachtig. Bij 62 kinderen met een Reactieve hechtingsstoornis (RAD) was er een duidelijke verschuiving in ‘Verbinden’ naar Open/Uitvloeiend en in ‘Bewegen’ naar Versnellend/Licht. Bij 33 kinderen met het syndroom van Down domineerde een Traag/Zware eenzijdigheid. Deze uitkomsten leidden tot de hypothese dat met het diagnostisch instrument verkregen stoornis-specifieke constitutieprofielen richting kunnen geven aan de ondersteuning van kinderen met een specifieke ontwikkelingsstoornis.
Specifieke suggesties
Het uitgangspunt voor educatieve ondersteuning en therapie is “om in elke individuele casus tot therapeutische maatregelen te komen als men de principes kent van de achterliggende diagnose (stroomopwaarts).“ (1). De coördinaten van het constitutieprofiel, die aangeven langs welke lijnen het kind zich ontwikkelt, kunnen richting geven aan de individuele therapie. Het doel hierbij is om kinderen te helpen een eigen individuele balans te vinden.
Voor de opvoeding betekent dit het zorgen voor een gezond levensritme, het afwisselen van activiteit en ontspanning, waken en slapen, en intellectueel en kunstzinnig en handmatig werk. Daarnaast gaf Steiner veel aanbevelingen bij de bespreking van de constitutiebeelden en ook toen er vervolgens meerdere kinderen werden gepresenteerd en besproken.
Steiner wees op het belang van de kunsten en de daarvan afgeleide therapievormen als een belangrijke therapeutische bron. Hij gaf aan hoe elk van hen op verschillende manieren verbonden is met de activiteit van de organisaties van ik en het bewustzijn en de fysiologische en fysieke processen (16). Hieruit kunnen we concrete aanbevelingen afleiden welke therapie past bij welke eenzijdigheid in het constitutieprofiel, zodat evenwicht en afstemming in vormen, verbinden en bewegen kan worden bevorderd.
In de Genezend opvoeden worden specifieke aanbevelingen gegeven voor het harmoniseren van eenzijdigheid in de constitutie. Als we meer harmonie willen brengen op het gebied van Verbinden, moeten we aandacht besteden aan het ritmische proces van slapen en ontwaken (1, pp. 43-49), vooral de momenten van wakker worden en in slaap vallen. Bij ernstige gevallen van eenzijdigheid, zoals epilepsie, kunnen ook specifieke natuurlijke medicijnen worden aanbevolen.
Euritmie wordt aanbevolen voor het harmoniseren van beweging in de constitutie (1, p. 88f.), met name de therapeutische klankreeksen RLSI en MNBPAU. Een gebrek aan controle over beweging wordt behandeld met gerichte bewegingsactiviteit. Met de therapeutische interventies willen we een helende opleiding bieden die kinderen ondersteunt om gezonder te worden naarmate ze opgroeien. Het vinden van je eigen evenwichtspunt, je eigen middelpunt in het leven, is de centrale taak voor ieder individu.
Dankbetuigingen
Ik ben de kinderen en het personeel van Zonnehuizen in Zeist erg dankbaar. Daar heb ik ervaren en geleerd hoe speciaal onderwijs kinderen met ontwikkelingsstoornissen en -problemen kan helpen, zowel in klinische als poliklinische setting. Rüdiger Grimm heeft mij geadviseerd bij het schrijven van dit artikel. Ik deel al ruim twintig jaar met hem mijn enthousiasme voor de constitutiebeelden.
Graag wil ik Erik Baars, lector Antroposofische Gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden, bedanken voor zijn medewerking en ondersteuning bij de twee onderzoeken. Ook wil ik Christina van Tellingen bedanken voor haar medewerking aan de Bolk's Companion Group en haar steun bij het schrijven van dit artikel. Ik wil Martina Neff en Gerhard Hallen bedanken voor hun hulp bij het vertalen ervan naar het Duits.
Martin Niemeijer, Kingfisher Foundation – Bolk’s Companion Group
Literatuur
-
Steiner R. Genezend opvoeden, Steiner vertalingen; 1997.
-
Niemeijer MH, Baars EW. Beeldvormende diagnostiek van de kinderlijke constitutie: Louis Bolk Instituut; 2004.
-
Grimm R. Der polarische Ansatz in Rudolf Steiners Heilpädagogik. Seelenpflege in Heilpädagogik und Sozialtherapie 2011;29(3):40–61.
-
Holzapfel W. Die dreifache Polarität der kindlichen Entwicklungsstörungen. In: Kinderen met ontwikkelingsproblemen. Vrij Geestesleven, Zeist; 1997
-
Steiner R. Die Polarität von Dauer und Entwicklung im Menschenleben. GA 184. 4. Aufl. Basel: Rudolf Steiner Verlag; 2017.
-
Niemeijer MH, van Tellingen C, van Maaren M. Van beperking naar ontwikkeling. Werken met constitutiebeelden. Bolk’s Companions. Zeist: Stichting Kingfisher Foundation; 2018.
-
Travis J. Mysteries of Development. Science 2013;340(6137):1156. DOI: https://doi.org/10.1126/science.340.6137.1156-a.
-
Steiner R. Menschenwerden, Weltenseele und Weltengeist. GA 205. 3. Aufl. Basel: Rudolf Steiner Verlag; 2016.
-
Niemeijer MH, Gastkemper M, Kamps F. Ontwikkelingsstoornissen bij kinderen. Van Gorcum, Assen; 2009.
-
Bortoft H. Taking Appearance Seriously: The Dynamic Way of Seeing in Goethe and European Thought. Edinburgh: Floris Books; 2012.
-
In ’t Veld M, van Maaren M. Naar klinische intuïtie. Bolk’s Companions. Zeist: Stichting Kingfisher Foundation; 2021.
-
Niemeijer MH, Baars EW, Hoekman J, et al. An instrument for dimensional diagnosis of a child’s constitution (ICC). International Journal of Complementary and Alternative Medicine 2018;11(2):68–73. DOI: https://doi.org/10.15406/ijcam.2018.11.00369.
-
Trochim WM, McLinden D. Introduction to a special issue on concept mapping. Evaluation and Program Planning 2017;60:166–175. DOI: https://doi.org/10.1016/j.evalprogplan.2016.10.006.
-
Beschikbaar via: https://nl.bolkscompanions.com/instrument-childrens-constitution
-
Niemeijer MH, Baars EW, Hoekman J, et al. Validity and reliability of the Instrument for Assessing the Child’s Constitution (ICC): individualizing processes in diagnosing children with a developmental disorder. International Journal of Studies in Nursing 2018;3(3):172. DOI: 10.20849/ijsn.v3i3.531
-
Steiner R. De kunst en haar wereldmissie. GA 276. Pentagon, 2007.